Oud bakhuis Rüthen

Samen brood bakken en proosten op de bakkerij stond op 25 mei 2013 op de agenda van de heemkundevereniging. Hermann Krämer opende plechtig de deuren van de bakkerij "Zum Alten Rondell" aan het Hachtor met de eerste Rüthense bakdagen. Pastoor Bernd Götze maakte van de gelegenheid gebruik om het door de heemkundevereniging gebouwde bakhuis met een kerkelijke zegen in te wijden.

Onze stadsarchivaris Friedhelm Sommer vertelt hoe de naam tot stand is gekomen. De naam herinnert aan het deel van de vesting Hachtor dat vandaag de dag niet meer bestaat.

Aan het einde van de binnenmuren stond een halfrond, overdekt stenen bouwwerk.
Het was ook uitgerust met een kanon, dat bedoeld was om de gracht en het omwallinggebied in de 16e en 17e eeuw te beveiligen en het voormalige Hachtor-complex (met hoofdpoort, valhek, binnenmuren en rotonde ervoor) tot een zogenaamd "poortkasteel" te maken. Deze oude rotonde lag recht tegenover de bakkerij van de Heimatverein.
Een van de typische bakkerijproducten die in de tijd van het keurvorstendom Keulen in Rüthen werden gemaakt, was roggebrood. Een volkorenbrood dat als dagelijks brood werd geserveerd. Op zondagen en feestelijke dagen werd wit brood of zelfs krakelingen geserveerd.

De geschiedenis van het bakkersambacht in de stad Rüthen

Het bakkersambacht in Rüthen is ongetwijfeld zo oud als de stad zelf, die in 1200 werd gesticht - brood is van oudsher tot op de dag van vandaag het belangrijkste voedingsmiddel voor de mensen, en niet alleen in het Midden-Europese cultuurgebied. Daarom worden in de traditionele statuten van de stad Rüthen uit het begin van de 14e eeuw bakkers als een van de beroepen in de stad genoemd.

In 1350 waren onze bakkers al georganiseerd als gilde. In 1553 vernieuwden ze hun officiële regels (Nottuln) : Zo werd er jaarlijks een nieuwe ambtenaar of gildemeester gekozen uit de gelederen van de in Rüthen wonende meesterbakkers, aan wie ook een meester als officiële knecht ondergeschikt was om de zaken van het gilde uit te voeren. Het bakkersambt had zijn eigen jurisdictie over alle zaken die betrekking hadden op het vak, de naleving van de vastgestelde professionele normen en de beslechting van geschillen en onregelmatigheden tussen de broeders. De uitoefening van het bakkersambacht in Rüthen was gebonden aan het burgerschap; het gewicht en de kwaliteit van de gebakken waren werden voortdurend gecontroleerd door de magistraat van Rüthen via de broodinspecteur van de stad. Het gewicht en de kwaliteit van de bakwaren werden voortdurend gecontroleerd door de magistraat van Rüthen. Als de voorgeschreven gewichten niet werden gehaald, kon dit zelfs leiden tot een handelsverbod. Er bestond ook een speciale sociale verplichting voor de bakkers als leden van het gilde: in tijden van uitzonderlijke graanprijzen moesten ze altijd bijzonder goedkoop brood produceren voor de armen in Rüthen!

Bovendien was de verhouding tussen de respectievelijke prijs van de broodkorrel (rogge, tarwe) en het gewicht van het soort brood (klein rogge of wit brood) nauwkeurig vastgelegd.